dinsdag 5 januari 2010

Het ontstaan van de sociale zekerheid

Sinds het einde van 18de eeuw waren al voorzieningen voor armen en behoeftigen. Deze instellingen ondergingen verschillende veranderingen om tot in 1925 vereningd te worden in “Commissies voor Openbare onderstand”. Deze is nu beter gekend als OCMW.

Naast deze instituties waren in de 19de eeuw de eerste kiemen van sociale zekerheid te vinden. Het begin van deze sociale zekerheid is een antwoord op de eerste sociale kwestie. Deze sociale kwestie hield in dat door de industrialisatie en liberalisme de levensstandaard van de mensen geleidelijk aan verhoogt. Maar er is amper van overheidstussenkomst. Voor de arbeiders betekent dit dat er grote uitbuiting en rechteloosheid, verpaupering van de kinderarbeid en slechte levensomstandigheden zijn.

Er waren een aantal risico in het leven van de arbeider: invaliditeit, ouderdom, ziekte en werkloosheid. Als antwoord hierop worden er in België een aantal verzekeringen georganiseerd die de arbeiders moesten beschermen:
• De Algemene Spaar- en Lijfrentekas
• De Voorzorgskas ten behoeve van Mijnwerkers
• De Maatschappijen voor Onderlinge Bijstand
• De Hulp- en Voorzorgskassen ten behoeve van de Slachtoffers van Arbeidsongevallen
• De Verzekeringsfondsen opgericht door de grote werkgevers ten behoeve van hun werknemers
Daarnaast werd er ook een pensioenstelsel georganiseerd.

Door de grote stakersbeweging in 1886 werd de sociale kwestie nogmaals onder aandacht gebracht aan de beleidsverantwoordelijken. Hierdoor worden de eerste sociale wetten geschreven: wet op bescherming van het loon, wet op kinder- en vrouwenarbeid, ….

In de naoorlogse periode stelt men vast dat er te vlug was gewerkt en dat daardoor de diverse regelingen voor sociale zekerheid zouden moeten worden verbeterd. In 1950 komt er een rapport van Fuss en Leeën. Beide pleiten tegen een te dominante rol van de overheid en voor autonome organen met een paritair beheer. Hun ideeën in verband met de sociale zekerheid worden niet direct aangenomen maar zullen de ontwikkeling wel beïnvloeden.

Gedurende de jaren 50 zijn er een aantal evoluties in verband met arbeidsongevallen, werkloosheidsuitkeringen en pensioenen geweest. De belangrijkste evolutie was de algemene koppeling van de lonen en uitkeringen aan de consumptieprijsindex.

In de jaren 60 was er terug een versnelling in de evolutie en werden er belangrijke stappen gezet naar de voltooiing van het stelsel die men voor ogen had bij het einde van de oorlog. Deze versnelling leidt tot het sociale zekerheidsstelsel van vandaag.

Maar door de veranderingen in de bevolkingsstructuur (veroudering, ontgroening, vergrijzing binnen de vergrijzing) moet er dagelijks ingespeeld worden op de noden van de bevolking. Daarom is België ontwikkeld tot een actieve welvaartsstaat.

https://securitesociale.be/CMS/nl/about/displayThema/about/ABOUT_1.xml

De gevangenissen

Ik zou graag een reactie geven op de tekst van Fata Morgana over de gevangenissen maar ik kan onderaan de pagina geen reactie zetten, dus schrijf ik het in een korte tekst op mijn eigen blog.

In de tekst gaat de laatste paragraaf over de kosten van het verblijf van de gevangenen. Zoals velen vinden de mensen het oneerlijk dat de veroordeelden op de kosten van de belastingsbetaler leeft. Maar waar moeten die mensen dat geld halen? Vele zitten in de gevangenis doordat ze misdrijven gepleegd hebben om rond te kunnen komen.

Zoals we zien in de cursus “Sociologie” is er uit onderzoek gebleken dat de kans dat het openbaar ministerie een vervolging instelt hoger is bij mensen uit een lagere sociale klassen dan bij mensen uit een hogere sociale klasse. Wat er ook blijkt is dat vermogens- en geweldsdelicten veel strenger bestraft dan worden fiscale fraude, inbreuken op de sociale wetgeving, corruptie, bedrieglijk bankroet en geknoei met overheidssubsidies. Om inbreuken te kunnen maken op die laatste groep (fraude, sociale wetgeving, corruptie) moet men over een zeker niveau van intelligentie beschikken wat dus meestal weggelegd is voor de hogere sociale klasse. Ook beschikt de hogere klasse over de middelen om een goede advocaat onder de arm te nemen en dus te zorgen voor een betere verdediging. Hetgeen wat we hieruit dus kunnen besluiten is dat mensen uit een lagere sociale klasse vlugger en zwaarder gestraft worden.

Maar deze mensen beschikken niet over het vermogen om in de gevangenis zelf in hun onderhoud te voorzien, zeker niet zonder werk. Een oplossing zou zijn om gevangenen werk te geven, maar wie wil nu een gevangene tewerkstellen? Veel werkgevers staan schuw tegenover het in dienst nemen van een (ex-)gevangene. Wel een goed voorbeeld hiervan is de half-open gevangenis in Ruislede. Hier staan de gevangenen in voor het dagelijks onderhoud van de boerderij binnenin de gevangenis. Maar dit is een half-open gevangenis, dus zware criminelen kunnen hier niet terecht.

Een andere opmerking: wat gebeurt er dan met de werklozen? Deze mensen krijgen een werkloosheidsuitkering dat ook afkomstig is van de belastingsbetaler. Moet men dan deze mensen ook geen uitkering meer geven en hun laten voorzien in hun eigen verblijf? Dit is de basis van de sociale zekerheid

Dit is een opmerking waarin er wel een grote nuance zit. Het overgrote deel van gevangenen hebben tot slot er voor gekozen om het verkeerde pad op te gaan en werklozen hebben er niet gevraagd om ontslag te nemen of te krijgen. Maar er zijn aan de ene kant ook gevangen die onterecht gestraft zijn en aan de andere kant werkonwilligen die genieten van een uitkering.

Wel vind ik het een goed idee dat als er schade berokkend geweest is door een gevangene, dat ze hun verantwoordelijkheid ervoor moeten opnemen. Bijvoorbeeld door taakstraf of vrijwilligerswerk die in relatie staat tot hun misdrijf.

Tot zover mijn “korte” tekst.

LOMBAERT P, DE BRABANDER A. Sociologie, deel 2, De Boeck nv., Antwerpen, 207, 151 p.

maandag 4 januari 2010

Vooroordelen

In de buurt van waar ik woon, staat er een oude legerkazerne helemaal leeg. Dit is niet ver van de Vijfwegen, grondgebied Langemark-Poelkapelle. Eind december 2009 werd er beslist om in deze kazerne een opvangcentrum voor asielzoekers te maken. Fedasil, het federaal agentschap die opvang doet voor asielzoekers, wordt hiermee belast.
Zoals je kan lezen in het artikel wordt er begonnen met de opvang van 25 personen en wordt deze eerst uitgebreid naar 100 personen en dan naar 200 personen.

Voor de mensen belast met de opvang van asielzoekers is dit een fantastische oplossing voor het nijpende tekort aan plaats die er al een tijd is.
Maar voor de mensen die daar wonen, is dit een ramp. In de blog van een OCMW-raadslid van Langemark-Poelkapelle kan men enkele reacties lezen van personen uit de buurt:
- wij zijn ongerust over de veiligheid van ons en onze kinderen
- moeten wij in de gemeente Langemark maar het uitschot aanvaarden
- de asielzoekers dienen steeds nieuwe dossiers in zodat ze hier jarenlang kunnen blijven
- voor deze mensen is het leven uitzichtloos met als gevolg dat ze het verkeerde pad op gaan
- beroving van de vrijheid
- …
En zo kunnen we maar doorgaan. Er is zelf een protestbrief uitgedeeld tegen het opvangcentrum die, mocht ze wat professioneler geschreven zijn, toch wel meer gelooft zou worden.

Deze vooroordelen duiden algemeen eigenlijk aan dat alle “asielszoekers” criminelen en profiteurs zijn.
Een vooroordeel is een overtuiging, mening of van de uitspraak over een groep mensen of een persoon. Dit kan over: ras, sociale klasse, gender, etniciteit, seksuele geaardheid, leeftijd, handicap, politieke overtuiging, religie, lijn van werk of andere persoonlijke kenmerken. Deze uitspraak wordt gedaan zonder kennis van de feiten en omvat "elke onredelijke houding die buitengewoon bestand is tegen rationeel te beïnvloeden."
Alhoewel er positieve en negatieve vooroordelen bestaan, wordt het begrip “vooroordeel” meestal als negatief gebruikt. Het houdt in angst en antipathie de richting van een dergelijke groep of persoon.

Ik kan mij vinden in sommige van de opmerkingen die gegeven worden in het artikel van het Nieuwsblad, in verband met de school op amper 1 km maar mochten alle kinderen van het opvangcentrum naar dat schooltje gaan, wordt dit een heuse overrompeling voor die leerkrachten daar. Een eigen opmerking dat ik heb daarover is over de ligging van de kazerne. Deze ligt eigenlijk “in the middle of nowhere”. Zowel het centrum van Langemark, Staden, Houthulst en Westrozebeke (de dichtstbijzijnde dorpen) liggen zeker op 5 km.

Maar wie zijn wij om “de asielzoekers” zomaar over éénzelfde kam te scheren? Waarom bestaan er zoveel vooroordelen over zonder dat we hun kant kennen en zouden de mensen anders reageren als ze het verhaal achter de mensen zouden kennen?

België is nog altijd gekend als “welzijnsstaat” en iedere mens heeft recht op een menswaardig bestaan. Want tenslotte geldt voor iedereen de volgende spreuk: “Behandel je medemens zoals je zelf graag behandelt zou zijn”.